RedPers logo

donderdag 30 januari 2025

podium voor de journalistiek

  • Colofon
  • Over
  • Meedoen
  • Contact

donderdag 30 januari 2025

Podium voor de journalistiek

RedPers logo

Binnenland

Achter de schermen van Eritrese restaurants: een nieuw hoofdstuk in Nederland

Het Eritrese restaurant maakt steeds meer deel uit van het Nederlandse straatbeeld, ziet Red Pers-redacteur Michiel Bartelds. Hij trok langs Eritrese restaurants om uit te zoeken wie de mensen zijn achter dit culinaire fenomeen. Hoe beleven zij de Eritrese intrede in het Nederlandse horecalandschap?

Door Michiel Bartelds

37 minuten

Artikel afbeelding

24 januari 2025

Een winkelstraat in het Drentse Coevorden. Een gezelschap beent de straat in. Een jonge vrouw wijst de rest van de groep op een restaurant aan haar rechterhand.

“Kijk,” roept ze uit, “daar zit toch een Surinamer?”

Nog niet iedereen in Coevorden kent het Eritrese restaurant van Samuel (28). Het zit op een hoek, naast smartshop De Hollander en tegenover bruine kroeg Ons Café. De stoepborden voor de deur, met foto’s van de fel turquoise Rode Zee, vallen op in de verder grauwe straat. Ze hinten op de naam die Samuel zijn restaurant gaf: Bahri, ‘zee’ in het Tigrinya.

Binnen ruimt Samuel wat rommel van de vorige avond op. Hij is vrolijk en lacht veel. Tijdens het interview springt hij regelmatig enthousiast op om dingen in zijn restaurant te laten zien.

Bahri is sinds september 2024 open. De maanden daarvoor stonden in het teken van een ruimte vinden, die inrichten en vergunningen regelen. De inrichting is nog simpel. “Maar het is iets,” zegt Samuel. Een van de muren is zwart geverfd, afgezien van een grote plek in het midden. “Dat moet ik nog afmaken.”

Tien jaar geleden kwam Samuel naar Nederland. In zijn eerste jaren hier, die hij doorbracht in het asielzoekerscentrum in Drachten, genoot hij ervan om Nederlands eten uit te proberen. Precies die ervaring gunde hij Nederlanders ook. “Ik dacht: waarom laat ik niet zien aan de mensen hier welke keukens er nog meer bestaan?”

Met dat idee kon hij niet gelijk aan de slag. De jaren in het azc voelden lang. “Wat heb ik toen gedaan? Niks.” Hij snapt dat het proces tijd kostte. Maar achteraf voelt het als tijd die hij had kunnen gebruiken om beter Nederlands te leren en te beginnen met leven.

‘Waarom laat ik niet zien welke keukens er nog meer bestaan?’

Aanpassen en overtuigen

In de Eritrese keuken staat de injera, een soort pannenkoek, centraal. Deze wordt gemaakt met meel van teff, een grasachtig gewas dat in Ethiopië en Eritrea veel wordt verbouwd. Op de injera worden vleesgerechten geserveerd, maar vaak ook groenten en peulvruchten. Om te eten scheur je een stuk van de injera, waarmee je met de hand beetjes pakt van het gerecht.

Combinatiegerechten bestellen klanten in Samuels restaurant het meest, net als in de andere Eritrese restaurants waarmee Red Pers sprak. Daarbij komt een injera op tafel met een groot aantal gerechten van de kaart. Die formule is volgens Samuel in Eritrea niet zo gebruikelijk, maar in Nederland werkt het goed. Zo probeer je alles en mis je niets. 

Zijn klantenkring is ‘vijftig-vijftig’, legt Samuel uit. “De helft Nederlander, de helft uit het eigen land, dus Eritreeërs.’ Vooral de Eritreeërs moet hij zien te overtuigen van zijn kwaliteit. “Die mensen zijn nu bezig met vergelijken. ‘In dit restaurant heb ik dit gehad, in eigen land heb ik dat gehad.’” En als ze iets bij een ander Eritrees restaurant ‘niet te vreten” vonden, dan zeggen ze het hem ook.

De klanten zijn erg tevreden, vertelt Samuel, en de Google-recensies lovend. Maar storm loopt het nog niet. In zijn eerste maanden hebben wat klanten hem ontdekt die zijn blijven komen. Sindsdien komen er weinig nieuwe mensen. Hij heeft zijn hoop gevestigd op de zomer, wanneer mensen weer naar buiten komen en zien wat er allemaal nieuw is in de stad.

Samuel heeft goede moed en ziet het wel. “Als het niet lukt, dan heb ik het in elk geval geprobeerd. Dan ga ik wel op een andere manier hard werken of oplossingen zoeken.”

De gevestigde ondernemers

Dat tijdperk van onzekerheden is voor Tedros (62) en Aster (44) voorbij. Al 25 jaar bezitten zij Eritrees eethuis Djebena in Leiden. Drie jaar geleden kwam daar Vegan Africa in Gouda bij, een veganistisch Eritrees restaurant. Een derde restaurant in Den Haag, een paar jaar na dat in Leiden geopend, gaven ze in april 2024 door aan een neef.

Tedros en Aster zijn getrouwd. Hij, in het zwart gekleed en met zwarte hoed, is charismatisch en bevlogen. Aster is kalm en belangstellend. Ze zijn op hun gemak als gastheer en -vrouw, spreken met overtuiging en maken elkaars zinnen af. Slimme ondernemers zijn ze ook. Zo brouwen ze in Nederland Eritrees bier, dat ze leveren aan restaurants in het hele land. Zodra zij horen over de opening van Bahri, zegt Tedros: “Die jongen in Drenthe, daar moeten we aan leveren.”

Ze zijn van een andere generatie Eritrese Nederlanders dan Samuel. Tedros woont al 42 jaar in Nederland, Aster 27 jaar. Daar waar in veel nieuwe restaurants de Eritrese gemeenschap samenkomt, trekken hun zaken vooral ‘Hollanders’ en Europeanen. “We zijn te lang in Nederland,” legt Tedros uit. “Wij hadden ons restaurant eigenlijk al voordat de Eritreeërs hier waren.”

‘Onwetend waren wij vegan, bij ons was het als gewoon’

Hun eerste restaurant in Leiden was naar eigen zeggen vanaf het begin een succes. Ze waren toen speciaal en trokken de aandacht. Met uitzondering van de coronatijd (‘gewoon een ramp’, volgens Aster) heeft dat succes aangehouden. 

In die 25 jaar werd hun eten door gasten steeds meer gezien als gezond en veganistisch. “Onwetend waren wij vegan, bij ons was het als gewoon,” legt Tedros uit. De tijdsgeest zat dus mee, en drie jaar geleden besloten Tedros en Aster het eerste veganistische Eritrese restaurant van Nederland te beginnen.

Er waren maar een paar Eritrese restaurants in Nederland toen Tedros en Aster begonnen in Leiden. Nu zijn het er misschien wel dertig, schat Tedros in. Sommige zaakjes hebben het moeilijk, bijvoorbeeld omdat eigenaren geen goed Nederlands spreken. Toch denken ze dat het ook met die zaken wel goedkomt en zijn ze grenzeloos optimistisch over de Eritrese keuken in Nederland.

“Misschien komen we wel in de top tien, of zelfs de top drie”, zegt Tedros. Aster, grappend: “We gaan de Chinese restaurants overnemen.”

De djebena en de finjal

Rustig wacht de neef* (31) van Tedros en Aster – boomlang, met een open, intelligente blik – zijn klanten op in restaurant Finjal in Den Haag, dat sinds acht maanden zijn zaak is. De kalme sfeer wordt alleen verstoord door zachte Afrikaanse muziek en het geluid van gasten die hun vingers aflikken.

“Vier jaar werkte ik hier in de keuken van mijn oom. Hij spreekt heel goed Nederlands, dus hij kan grapjes maken en de mensen goed bedienen,” vertelt de neef, zelf nu tien jaar in Nederland. “Ik ben jaloers op hem. Dat is mijn droom: alles doen op dezelfde manier als hij, een eigen bedrijf hebben en zelf mensen blij maken.”

Het interieur van de zaak liet hij grotendeels intact. Er hangt een enorme hoeveelheid kunstwerken en objecten. Alles staat en hangt erbij alsof het eerder die dag nog is rechtgezet. Lang niet alles is Eritrees. Het schilderij van een zebra, bijvoorbeeld – die heb je in Eritrea amper, zegt de eigenaar. Alle maskers zijn West-Afrikaans. Maar dat is juist de bedoeling, legt de eigenaar uit: “Ik wil dat mensen zeggen: ‘Wauw, wat een mooie Afrikaanse sfeer.’” Dat spreekt toch meer tot de verbeelding dan Eritrees.

Toch is hij nog niet waar hij wil zijn met het restaurant. Er komen elke avond klanten, maar het is niet genoeg. Huur, elektriciteit, belasting: een restaurant in Den Haag hebben is duur. Hij zou graag werk ernaast doen, maar dat blijkt lastig te vinden. Bedrijven wezen hem af omdat hij niet goed genoeg Nederlands zou spreken.

Om die reden wil hij ook liever niet met zijn naam op internet. Mocht het met Finjal niet lukken, dan begint hij graag ergens anders met een schone lei. Hij vertelt er kalm, in zorgvuldig uitgekozen woorden over.

De redacteur van Red Pers bestelt het populaire combinatiegerecht. Om de wachttijd te overbruggen serveert de eigenaar een perfect op smaak gebrachte pindasoep. Even later brengt hij met ingetogen trots op een rieten mand de injera binnen. Daarop onder andere blokjes lamsvlees, rundvlees met berbere (een pittige Eritrese kruidenmix), pompoen en linzen. De gerechten glimmen van versheid, het vlees is mals.

Het is laat op de avond, de meeste klanten zijn vertrokken. Wanneer de redacteur de eigenaar naar de betekenis van de naam van het restaurant vraagt, wijst hij naar twee voorwerpen in zijn zaak. “Dit is de djebena, een Eritrese koffiekruik. Het is de naam van het restaurant van mijn oom. De finjal is dit koffiekopje, waar de djebena de koffie ingiet. Mijn zaak heet Finjal, omdat ik hoop dat de klanten van Djebena op dezelfde manier zullen overvloeien naar Finjal.”

*De naam van de eigenaar van restaurant Finjal is bekend bij de redactie van Red Pers.

Eindredactie door Victor Schipper

Steun Red Pers

Je las dit artikel gratis, maar dat betekent niet dat het Red Pers niets heeft gekost. Wij bieden jonge, aspirerende journalisten een podium én begeleiding. Dat kunnen we nog beter met jouw steun. Die steun komt met twee voor de prijs van één, want onze sponsor matcht jouw donatie. Geef jij ons vijf euro? Dan ontvangen wij een tientje.

Dit artikel werd geschreven door

Michiel Bartelds

Redacteur eten en drinken

Michiel Bartelds (1999, hij/hem) studeerde internationale betrekkingen en geschiedenis in Parijs en Utrecht. Nu woont hij in Den Haag en werkt hij vier dagen per week als ambtenaar op een ministerie. Voor Red Pers schrijft hij over de rol van eten en drinken in ons dagelijks leven, de economie en de maatschappij.

>

Meer van Michiel Bartelds

Meer van Red Pers